Onze reisbestemming is dit keer de Kaukasus. 3 voormalige Sovjetrepublieken, sedert die uiteen spatte als een overrijpe tomaat, onafhankelijk. Strategisch gelegen op de Zijderoute kregen ze vanaf hun prille geschiedenis heel wat vreemd volk over de vloer, niet altijd met meest vredelievende bedoelingen. Grieken, Romeinen, Parten, Perzen, Mongolen, Russen, Ottomanen, waren er allemaal al op bezoek en vandaag komt daar een contingent van 20 Vlamingen bij met onze AdA gids Greet VanHassel
Via Wenen vliegen we met Austrian Airlines naar Bakoe, de hoofdstad van Azerbeidzjan, dat braadt onder een verzengende zon en waar olie spontaan uit de aarde opborrelt.
Dineren op het dakterras van het hotel, en dan nog een avondwandeling langs feestelijk
verlichte gebouwen , pleintjes met
kleurige fonteinen en de promenade langs de Kaspische zee samen met een
massa Azeris , jong en oud. Dit is een Islamitisch land, directe buur van Iran met z’n Ayatollahs, maar van hun kribbige
kledingregels trekken de dames zich hier duidelijk geen fluit aan.
Bakoe wentelt zich in olie dollars, en de talloze spiksplinternieuwe gebouwen zijn daar getuige van.
De huidige president, zoon van de vorige, democratisch verkozen natuurlijk, spendeert nogal wat van die dollars of manats, zoals ze lokaal genoemd worden, om van Bakoe een pronkstukje te maken.
Ons busje brengt ons naar de heuveltop naar het
Martelaren plein, waar een
eeuwige vlam brandt en
slachtoffers van protestacties tegen de Sovjets en recentere oorlogen met de buren, begraven liggen.
Er wordt behoorlijk wat beton verzet en er wordt niet gekeken op een
verdieping meer of min bij de torengebouwen die de skyline van Bakoe vormen.
Maar er is ook een oude stad, Unesco Werelderfgoed,
omwald en met zo goed als geen verkeer.
Smalle straatjes met hobbelige kasseien, mooie
stadspoorten, het originele beeld van de poëet
Aligha Valid, het paleis van de
Shirwanshah dinastie, en de
maagdentoren een 12e eeuwse constructie waarrond nogal wat verhalen en legendes de ronde doen. Hij stond ooit aan de zee, maar die is wat opgeschoven en nu staat hij in het centrum van de oude stad en op de geldbiljetten van 10 manat en van boven heb je een prachtig zicht op die oude stad.
De legendarische zijderoute passeerde hier en uit die tijd stammen de
karavanserais. Beladen kamelen komen er niet meer zoveel, maar toeristen des te meer. We wippen nog even een antieke
kruidenapotheek binnen en duikelen dan een
frisse kelder in voor de lunch.
We wandelen naar de voormalige woning, thans museum, van
Haji Zeynalabdin Taghiyev, zoon van een arme schoenmaker, die fortuin maakte en zich ontpopte als een groot filantroop, zelfs de bolsjewieken hadden een zeker respect voor hem maar niet genoeg om hem z’n fortuin te laten behouden. De inrichting is
indrukwekkend, gedeeltelijk met originele stukken en gedeeltelijk replica&rsquos, gemaakt aan de hand van foto’s van het origineel interieur, waaraan geld noch moeite gespaard is om de tijd van toen te doen herleven. Leve de olie dollars.
Eventjes naar het hotel voor een korte opfrisbeurt en dan op een holletje naar het tapijtenmuseum, een ietwat stoffig en rommelig gedoe, en vandaar naar de aanlegsteiger waar een
bootje op ons wacht voor een tochtje van een uur langs de
oever van de Kaspische Zee. Niet echt spectaculair, maar we kunnen een uurtje uitblazen voor we naar een restaurant trekken voor het diner.
Om 8:00 zijn we al onderweg naar de
moddervulkaantjes, geen echte vulkanen (alle smurrie komt er koud uit) maar modder en gas dat vanuit een
scheur in de grond naar buiten blubbert en op de duur een kegeltje vormt. In de streek van Dashgill staat er zo een hele reeks te blubberen. Er worden nogal wat geneeskrachtige kwaliteiten aan toegeschreven maar je wordt er heel zeker en vooral goed smerig van.
Aan de tafelberg van
Qobustan zijn
rotstekeningen gevonden en die staan sedert 2007 ook op het lijstje van Unesco. Thor Heyerdahl, de man van het Kon tiki vlot, zag in een rotstekening van een
soort snek, bewijs dat de voorouders van de Scandinaviërs hier vandaan kwamen en noordwaarts trokken om aan de Romeinen te ontkomen. Als je al eens een buslading Italianen bezig hoorde, begrijp je waarom. Ook toen al lieten ze graffiti achter, in de zin van "Jef was hier", maar dan
"IMP DOMITIANO CAESARE AVG GERMANICO LVCIVS IVLIVS MAXIMVS LEGIONIS XII FVL" het 12e legioen, het Bliksemlegioen was hier.
Tijd voor de lunch, in een buitenwijk van Bakoe,
onder de bomen, in een tuin maar ook daar is het puffen van de hitte.
Alsof het nog niet warm genoeg is, hebben ze hier ook een tempel van de
vuuraanbidders, de tempel van Ateshgah, de vlam wordt tegenwoordig geleverd door de gasmaatschappij van Bakoe en in de cellen van de monniken rondom staan
poppen die het geheel een beetje aanschouwelijker moeten maken.
Er werd hier in deze contreien nogal wat af geknokt en ter verdediging werden relatief kleine maar massieve kastelen gebouwd en we rijden naar Mardakan voor een bezoekje aan eentje ervan met een
vierkante toren.
En dan staat daar nog het
mausoleum van Mir Movsum Aga geprogrammeerd, een bedevaartoord voor de moslims, waar de vrouwen zich zedig in
lange gewaden moeten hullen en op het gelijkvloers rondjes draaien terwijl de heren er een verdieping hoger moeten voor gaan, maar bij 42° pas ik om er m'n schoenen nog 'ns voor uit te doen.
We gaan weer eventjes naar het hotel voor een snelle opknapbeurt want na het avondeten moeten we nog naar de berg yanar Dag waar het gas dat uit de aarde ontsnapt
spontaan verbrandt over een lengte van een tiental meter.
We verlaten Bakoe, alle bagage, handbagage en wijzelf worden in het busje gestopt, ’t is een beetje wringen en passen maar alles en iedereen vindt een plekje.
We rijden richting Georgië en we zitten direct in een kaal en dor woestijnlandschap. De baan is perfect. Hier en daar hebben boeren zich
geïnstalleerd om hun pompoenen en meloenen aan passerende automobilisten te slijten.
We stoppen aan het
mausoleum van een Sufi mysticus, Diri Baba wiens lichaam niet wou ontbinden. En dat is nu nog een plaats waar pelgrims komen. Mooie constructie overigens, tegen en in de rotswand uitgewerkt, met een mooi
panorama als je tot boven klimt.
Volgende stop is Shamakhy, ooit hoofdstad maar zo dikwijls vernield door aardbevingen dat de sjahs het op hun heupen kregen en naar Bakoe verhuisden. We bezoeken
Shamakhy's Yeddi Gumbaz (7 koepels of 7 graven), het kerkhof waar enkele mausoleums staan van een drietal Shirvan heersers. Het meeste staat
schots en scheef maar in enkele kan je nog restanten van de mooie kleuren zien. In de koepel gebouwen rusten niet enkel de lichamen van overledenen maar huizen ook nijdige
wespen die er hun thuishaven hebben gemaakt. Gilberte weet er alles van.
Lunch is in een feestzaal en de
tafel bezwijkt bijna onder de ladingen voedsel die worden aangesleept.
Het landschap wordt
heuvelachtiger en groener. Hier wordt aan landbouw gedaan. Fruit en
opgelegde groenten staan smaakvol
gepresenteerd op een
marktje langs de weg.
Je zou het niet zeggen, maar de natuur kan hier behoorlijk woest uit de hoek komen, getuige daarvan de brede
rivierbeddingen die er nu wel droog bij liggen, maar snel kunnen veranderen in kolkende alles vernietigende waterstromen. Dat gebeurde ook bij het dorpje Lahic, waar Greet in lyrische termen over spreekt. Onbereikbaar want de weg is weggespoeld en dus gaan we ter vervanging naar het dorpje Nidzh, waar een kleine
Udin gemeenschap van zo’n 3000man hun taal en godsdienst nieuw leven probeert in te blazen. Het
kerkje is mooi gerestaureerd, ligt in een tuin met
eeuwenoude platanen, en wacht nog op zijn eerste priester, maar daar heeft een
trouwlustig paartje geen boodschap aan, want zij komen opdagen met hun gevolg voor een (heel) korte plechtigheid.
We logeren in Sheki, een klein stadje omringd door met bomen
begroeide bergen, in de Sheki Saray, met buffet.
We beginnen de dag vroeg en fris met een bezoek aan de lokale markt, altijd goed voor hopen couleur locale. Vers gebakken
brood, mierzoete sheki halva een lokale
baklava, alle onderdelen van
schapen,
kippen, fruit, groenten,
pepers,
bezems en Azeris die breed lachend met hun
gouden tanden pronken.
Vandaar brengt ons busje ons naar het
zomerpaleis van de Sheki Khans, te midden een indrukwekkende vesting en omringd door geweldige eeuwenoude platanen. Prachtige
fresco’s en shebeke
glasramen, een ingenieus systeem van gekleurd glas dat gevat wordt in kleine stukjes notelaar hout, zonder dat daar nagels of lijm aan te pas komt. Minutieus
puzzelwerk, heel mooi, en straks allicht onbetaalbaar.
Dan trekken we naar een andere bezienswaardigheid van Sheki, de
karavanserai uit de glorietijd van de zijderoute en nog altijd een origineel
hotel, voor de
lunch in de tuin.
Een 5-tal kilometer daar vandaan ligt Kish, een klein stadje met een gerestaureerd
Kaukasisch Albanees kerkje dat zijn carrière ooit begon als een heidense tempel waar dieren geofferd werden. Het ligt op een heuvel en er loopt een redelijk steil, slingerend kasseiweggetje naar toe. Bij opgravingen werden er enkele graven blootgelegd met menselijke resten en daar werd een glasraam over gelegd zodat iedereen de
schedel kan bekijken, die ongegeneerd grinnikend terugkijkt.
Er is tijd voor een terrasje, rechtover het kerkje, en we worden getrakteerd op
thee met confituur en het gezelschap van een zwerm bijen.
’s Avonds keren we terug naar de Karavanserai voor ons avondmaal in de rozentuin.
8:00 en we zitten in ons busje op weg naar de grensovergang van Azerbeidzjan en Georgië.
De nieuwe overgang, inclusief goeie weg, is nog niet afgewerkt en we moeten langs de hobbelige grintweg tot aan de slagboom. Onze lokale gids, Elmira gebruikt alles wat ze aan charmes in huis heeft en we mogen in het busje nog een heel eind verder rijden. Je apprecieert pas ten volle het Schengen akkoord als je een paar uur aan zo’n grensovergang doorbrengt. Maar goed, we raken uit Azerbeidzjan en in Georgië waar we verwelkomd worden door de chauffeur Roini, een joviale rondborstige kerel die vlot Duits spreekt en Malika een vriendelijke jonge deerne die waarschijnlijk liever thuis was gebleven. Het Georgische busje is een steekje groter en we beginnen onze ontdekkingstocht door het tweede land van onze reis in de Kaukasus. De Grieken noemden het, Het land van het Gulden Vlies.
Aan kerken en kloosters geen gebrek in Georgië en we beginnen met een bezoek aan de
citadel van Gremi met de Kathedraal van de Aartsengelen. Ooit de Kachetische hoofdstad is dit alles wat rest nadat Shah Abbas I van Perzië er z’n rot humeur op uitwerkte. Wat rest van de
fresco’s laat je veronderstellen wat het moet geweest zijn en van op de
hoogste toren heb je een mooi uitzicht over de omgeving, de Kaukasus in de verte en de droge bedding van de
Alazani rivier.
Eerst naar het hotel om in te checken en een late maar
lekkere lunch, en dan op naar het volgende
klooster van Alaverdi met zijn kathedraal die in de
steigers staat en met 55m bij de hoogste van Georgië is. Ook hier restanten van fresco’s en een solide vestingmuur rond het hele complex.
In Ikhalto liggen de ruines van wat eens een bloeiende
academie moet geweest zijn, je hebt hier wat inlevingsvermogen voor nodig, maar Shota Rustaveli een 12e eeuwse dichter die hier studeerde wordt door deskundigen vergeleken met Dante en Shakespeare. Toch niet niks.
Nog kloosters en kerkjes van
Nieuw en
Oud Shuamta; in het eerste moet je aan de
bel trekken alvorens je binnen raakt en het laatste heb je een (mooie)
wandeling door het bos nodig.
Een godsgeschenk voor de langslapers, we vertrekken om 9:30 voor een bezoek aan het
paleis van de laatste koning van Georgië
Erekle II in Telavi, die ondanks alle moeite en edele bedoelingen om zijn land dichter bij Rusland en Europa te brengen, de zwanenzang van de Bagrationi Dynastie inzette. Een ietwat tragische figuur die met traktaten en dienstbetoon zijn eieren in de Russische mand legde en er stank voor dank voor kreeg want 3 jaar na zijn overlijden in 1798 annexeerde de toenmalige Tsaar Paul I het land eenvoudigweg bij Rusland.
Dan gaan we naar het
domein in Tsinandali van een andere illustere figuur Prins Alexander Chavchavadze, dichter, weldoener, generaal in dienst van Imperiaal Rusland en occasioneel rebel. De residentie is knap gerestaureerd, doet dienst als museum en tegelijk als wijnhuis voor
Georgische wijnen. Wij mogen er een zestal
proeven en aangezien mijn kennis van wijnen zich beperkt tot het hanteren van de kurketrekker, onthoud ik mij van enig commentaar.
We rijden nu naar onze lunch in het huis van Simon Ruadze. De man
himself ontvangt ons uitgedost in het traditionele uniform van de Kaukasus met gaziry (nep patronen) en qama dagger. Zijn vrouw bakt het
traditionele brood, zijn vader maakt het traditionele instrument de panduri, met zijn zoon, zijn dochter en familie brengen zij polyphonische liederen waarvan je kippenvel krijgt en de overvloedige wijn komt uit hun eigen
kelder. Beslist de leukste en meest originele lunch die we ooit voorgeschoteld kregen.
We rijden verder naar Tbilisi in een goeie stemming en stoppen nog even in Signagi, een gerestaureerd stadje voor een heel kort blitsbezoekje. Het kopje koffie op het terras van Cafe Signagi zal voor een andere keer zijn. Er staat nog een klooster in de rij, dat van
Bodbe waar de Heilige Nino, de dame die in de 4de eeuw Georgië het licht liet zien, begraven ligt. De bron van de H. Nino, die ook geneeskrachtige eigenschappen schijnt te hebben, ligt te ver weg voor een bezoek.
En zo arriveren we in Tbilisi.
9:00 en we beginnen aan ons bezoek van Tbilisi. Anders dan Bakoe, maakt Tbilisi een vermoeide, ietwat verwaarloosde indruk, en er verschijnen bedelaars in het straatbeeld. Hier is niet die overvloed aan oliecenten beschikbaar.
We starten met een bezoek aan deMetekhi kathedraal, hoog op een rots met een machtig zicht over de Mtkvari rivier en de stad samen met het standbeeld van een andere roemrijke koning Vachtang Gorgasali die hier in de 5e eeuw een eerste kerkje en een fort bouwde. Ons busje brengt ons tot aan de voet van Moeder Georgië die hoog boven de stad troont met haar zwaard en wijn beker. Vlak daarachter ligt de grote botanische tuin, waar het aangenaam vertoeven is tussen het groen en de klaterende watertjes en vandaar wandelen we hogerop naar wat rest van de Narikala Citadel met daarnaast de St. Nicholas kerk. Geweldige panorama’s alom.
Terug naar lagere regionen in de oude stad voor een bezoek aan nog meer kerkjes. ’t Is spurten geblazen. Vooral voor deAntchiskathi basiliek, de oudste van Tbilisi, heel donker en eerlijk gezegd voor het ongeoefende oog, weinig uitzonderlijk.
Na de lunch wordt het gezelschap in fluks marstempo naar het Museum voor Schone Kunsten geloodst om daar vast te stellen dat we een slordig half uur en langer moeten wachten tot we onder begeleiding en in groepjes van maximaal 10 man de tentoonstelling van, vooral, kerkelijke kunstschatten mogen bezoeken. Ons groepje wordt dicht tegen sluitingstijd binnengelaten, onder leiding van een dame die graag snel naar huis wil en onze Malika die een gemompelde, zo goed als onverstaanbare Engelse vertaling ten beste geeft. Ook de zaal met schilderwerkjes over de Georgische Joden en ene Mstislav Dobuzhinsky die we in afwachting mogen bezoeken, bezorgen mij, cultuurbarbaar, geen euforisch gevoel.
5:30 loopt de wekker af, want vandaag hebben we wat kilometers te vreten, ons einddoel is de Kazbek, een reus van 5047m op de grens met Georgië en de Russische republiek Noord-Ossetië.
De temperatuur is nog lekker als we stoppen aan het
Djvari klooster, of klooster van het Kruis aan de
samenvloeiing van de rivieren Mtkvari en de Aragi en met zicht op het stadje
Mtskheta, ooit nog hoofdstad van het Georgische koninkrijk Iberia. De H.Nino zou hier in de 4e eeuw een groot houten kruis hebben neergepoot op de plaats van een heidense tempel en daaraan werden mirakuleuze krachten toegeschreven.
Uplis Tsikhe is onze volgende stop. Een
grottenstad aan de oevers van de
Mtkvari rivier of wat er van overblijft, na het bezoek van de Mongolen en wat aardbevingen. Toch Indrukwekkend. De tunnel waarlangs de inwoners naar de rivier gingen is vandaag nog de toegangsweg.
Nog een kerkje,
Sioni, afgeleid van de berg Sion in Jeruzalem, in het dorpje Ateni. Maar dit ligt in een schilderachtige vallei van de Tana rivier. Het kerkje zelf staat in de
steigers, maar de
omgeving is een absolute zonde waard.
En dan naar Gori, waar Iosib Vissarionovitsj Diugashvili het levenslicht zag en uitgroeide tot de figuur van
Stalin.
Over het minuscule huisje is een soort Griekse tempel gebouwd, met daarnaast een bombastisch gebouw met fotos uit zijn jeugd en
glorieperiode tijdens WOII. Over zijn minder mooie kantjes wordt zedig gezwegen. Ook zijn persoonlijke
treinwagon, gepantserd en 83 ton zwaar, staat er te kijk. Eerlijkheidshalve dient gezegd dat het ooit bij de destalinisatieperiode gesloten werd, maar heropend als toeristische attractie.
We volgen de historische Georgische militaire weg, die de verbinding maakt of liever maakte met Rusland want sedert de oorlog is die grens dicht. Op de Aragvi rivier is een stuwdam gebouwd en aan dat stuwmeer ligt de
vesting Ananuri. De kerkjes zijn wat ze zijn maar het
uitzicht over het meer is prachtig.
Ons busje heeft wat startproblemen maar
Roini, onze chauffeur, slaagt er wonderwel in om voor alle problemen een oplossing te vinden. Te gepaster tijd haalt hij zijn zelfgebrouwde
grappa (of chacha zoals het hier heet) boven en serveert dat naar goeie Viking gewoonte met een brede glimlach en met gulle hand in een koehoorn.
We stijgen naar 2395m op de Kruispas en het weer wordt, samen met de weg,
lelijker met de minuut en als we in het hotel in Stepantsminda arriveren, giet het water. Voor een mooi zicht op de Kazbek ziet dat er niet mooi uit.
Schietgebedjes en offerandes die Greet tijdens de nacht bracht hebben geholpen. Om 5:00 is de hemel helemaal uitgeklaard, en de Kazbek schittert wit tegen een
staalblauwe hemel. Prachtig.
Het geplande tochtje naar
2 kerkjes hogerop, kan niet doorgaan want ook hier is de weg weggespoeld. Een alternatief dan maar. Een aantal 4x4 Lada’s wordt opgetrommeld, 3 man per stuk wurmt er zich in en we zijn weg voor een korte verkenning van een vallei in de omgeving.
Als we een paar uur later de terugreis naar Tbilisi aanvangen heeft de Kazbek zich helemaal in de
wolken gehuld.
We rijden langs dezelfde weg terug, de rijbaan over de pas is onvoorstelbaar slecht,
tunnels tegen steenslag staan in onbruik en grote stukken zijn niet meer dan een asseweg. Pas aan de andere kant vanaf het ski oord Gudauri is er terug in deugdelijke asfalt geïnvesteerd. Hier komen namelijk de happy few in de winter om te skiën.
We rijden langs Mtskheta om daar te
Svetitshoveli kathedraal te bezoeken, waar een aantal Georgische vorsten begraven liggen, waaronder
Erekle II en
Vakhtang Gorgasali en de
mantel van Christus die een Georgische jood kocht van een Romeins soldaat op Golgotha. Bij zijn aankomst greep zijn zuster de mantel beet en van pure emotie viel ze op slag dood neer, hield de mantel stevig vast en ze is er mee begraven in de kerk.
Laatste avondmaal in Tbilisi met enkele lokale lekkernijen op het menu, kouwe kip en witte maïspap, maar dat kunnen we beter met de mantel der liefde bedekken en het als een culinair grapje beschouwen.
We verlaten Georgië vandaag voor Armenië, maar we hebben eerst nog een paar stops.
Dmanisi, een kerkje met de ruïne van wat eens een welvarend stadje was, tot Timoer Lenk en zijn kompanen er de meubels wat kwam herschikken. Veel is er niet
overgebleven, behalve het schitterend
uitzicht over de vallei en de wijde omgeving.
Nog een kerk,
Bolnisi sioni, is uit groene tufsteen opgetrokken en ziet groen. Wij ook een beetje want het is eigenlijk een fikse omweg voor een kort bezoek.
En dan zijn we op weg naar de grensovergang, na de lunch. Maar het busje heeft wat
problemen met de koeling, en Roini verdiend koffers vol eretekens voor de manier waarop hij zijn bus aan de gang en ons naar de grens probeert te krijgen.
De charmes van Roini werken minder goed dat die van Elmira en we moeten te voet met bagage naar het loket om onze Georgische stempel te krijgen. Aanschuiven achter een andere busgezelschap, en dan een eind door het niemandsland samen met auto’s, bussen en trucks naar het enkele loket van de Armeense grenspolitie, daar worden we opgewacht door de Armeense gids Nellie en een supermoderne, grote, comfortabele bus.
En er staan vandaag nog 2 kloosters op ons te wachten. Mooie kloosters, allebei goed genoeg om te schitteren op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Hagphat en Sanahin.
Hagphat heeft de mooiste ligging en het voordeel dat we net nog fris genoeg zijn om het geheel te appreciëren. Een uurtje later treffen we
Sanahin ongeveer tegen sluitingstijd en is het bezoek sneller afgelopen.
Langslapers worden weer in de watten gelegd, we vertrekken om 10:00 naar het klooster van Goshavank. Heel
mooi gelegen, en met een aantal knappe
khachkars, echte kunstwerken van kant in steen.
Het Sevanmeer dan, een bergmeer op 2000m en daar raak je via de Sevanpas op 2300m en tal van haarspeldbochten. Maar het meer en het
landschap is echt mooi, en een populaire bestemming. We zijn er niet alleen en we
lunchen laat en samen met andere busladingen toeristen in een restaurant. De vis is wat aangebrand maar lekker eens je er al het zwart afschraapt. En dan zijn daar de kerkjes natuurlijk, bereikbaar via een hele rits trappen, maar boven is het zicht over het meer
schitterend.
Het dorp Noradouz en zijn kerkhof met de Khachkars is onbereikbaar voor de bus, de weg is ingenomen door het Sevanmeer, en we maken onze opwachting in het Marriott hotel in Yerevan.
Yerevan. De stad maakt een ordelijke en propere indruk, misschien wel omdat de Russische president vandaag op
bezoek komt met een omvangrijke delegatie, maar toch...en dan ziet ze nog roze ook want de meeste gebouwen zijn uit
roze tufsteen opgetrokken. We beginnen met een bezoek aan de overdekte markt, een overblijfsel uit de tijd van de kolchozen en dan rijden we met de bus naar de heuveltop naar het standbeeld van
Moeder Armenië, dat in 1967 dat van Stalin verving. En dan naar het Museum van de Genocide van de Armeense bevolking in Turkije in 1915 en daar wordt je geconfronteerd met wat er gebeurt als de mensheid zich nog maar eens van haar "beste" kant laat zien.
Het
Historisch Museum is een ontdekking. We krijgen er een efficiënte rondleiding in het Duits van een dame die zich beperkt tot de essentie in haar uitleg en ons tegelijk de ongelooflijke rijke collectie, heel verzorgd uitgestald, van het museum laat proeven.
Lunch en dan naar de
Tempel van Garni, een knap staaltje van restauratie, na Timur Lenk en andere bezoekers van zijn slag en nog wat aardbevingen was er niet veel meer van over.
De omgeving en het zicht op de Garni Kloof is geweldig. Een rotsformatie wordt er poëtisch
"symfonie van steen" genoemd. Knap hoor!
Er ligt daar nog een
klooster in de buurt te midden een fantastisch
landschap, Geghard en dat staat ook op de Unesco lijst.
Terug in Yerevan laten we de locale culinaire geneugten vandaag voor wat ze zijn, installeren ons op het
terras van de Marriot met een grote pint en een eenvoudige sandwich, genieten op ons gemak van de passerende goegemeente en een kleurrijk
schouwspel van fonteinen met muziek voor het museum op het plein.
De berg
Ararat, waar Noach zijn dierentuin terug losliet, hét symbool van Armenië en dat ligt nu net over de grens in Turkije. Het moet een tantalus kwelling zijn voor de Armeniërs, dichtbij en onbereikbaar want de grens is potdicht. Het is een beetje mistig maar hij ligt er goed zichtbaar bij, zowel de grote als de kleine Ararat. Hier is ook het
klooster van Khor Virap, nog altijd een belangrijk bedevaartoord. De H.Gregory de Verlichter werd hier door de Armeense koning in een diepe put gekieperd en gedurende 13 jaar in het geheim, in leven gehouden door toedoen van een barmhartige vrouw. Toen die koning zwaar ziek werd, ontdekte men de nog levende Gregory die de koning genas en zo de algemene kerstening bekwam. De diepe put is er nog altijd, leeg.
In Yerevan bezoeken we het Instituut Matendaran voor oude handschriften en manuscripten. Echte juweeltjes liggen daar uitgestald.
Lunch en dan gaan we naar de
Ararat cognac fabriek. Het woord "cognac" mogen ze niet meer gebruiken, ze doen het toch maar dan in het cyrillisch alfabet, maar dat doet er weinig toe want het smaakt net zo. We proeven er 3 soorten, 5jaar, 10jaar, 20jaar. 10jaar smaakt het best.
Nog een bezoek hebben we af te werken, dat van het
Echmiadzin, zeg maar het Vaticaan van de Armeense apostolische kerk.
En daarmee zetten we een punt achter onze ontdekkingsreis in de Kaukasus, want de site van de kerk van Zvartnots, een ruïne, is dicht en dus keren we terug naar het hotel om ons al wat klaar te maken voor een heel vroege terugvlucht.
Mooie reis. Een bestemming die waard is om ontdekt te worden, zij het dan iets rustiger misschien, en liefst zonder hittegolf.